Stroomafwaarts op Moedertje Wolga
barst een onweer los
De bui drijft onweerstaanbaar stroomopwaarts.
Een silhouet van een bootje glijdt over de golven.
Haar zeil steekt wit af. De mutsen van de roeiers zwart.
Op het achtersteven zit de schipper, hij zelf heeft dienst.
In zijn zwart fluwelen hemd roept uit:
“Hej, vooruit, barst maar los, vrienden!
Stroomafwaarts op Moedertje Wolga raast een onweer!”
[Dreigende luchten boven Moedertje Wolga]
Zij zal je, kozak, een genoegen doen, je warm houden en naast je gaan liggen. Hoe zij van anderen heeft gehouden zal ze je toch niet zeggen!
Wat zal er verder met je gebeuren? God mag het weten. Hoeveel van jullie zijn je al voorgegaan, de moedige kozakken die nu in de kille aarde liggen? Als vuur schitterden hun ogen!
Hoe zij op hun rappe paardjes sprongen, rap, verheugd als zij waren. Hoe hebben zij geschoten! Geen van hen zal iemand tot echtgenoot zijn… Geliefkoosd door hun geliefden vertrokken zij naar het slagveld.
Kozakken, die krijgers en overvaarde vechtersbazen, zullen in hun zadels springen. Dronken, streefden zij naar de heldendaad en laten hun meid achter in bed.
Maar nu wordt er alarm geslagen en in de kou vertrekken de jongens: altijd om oorlog te voeren, in het sabelgevecht te sneuvelen en nooit meer huiswaarts te keren.
Hun vrouwen wachten thuis vergeefs op hun terugkeer en uit verdriet barsten de weduwen in tranen uit.
” Waarom, waarom, jonge kerels schenken jullie aandacht aan de meiden als jullie uiteindelijk toch in het graf belanden!?!”
Kozakkenliedje
In de bekende stad Pereslawj
groeven de kozakken schansen
één kozak ging naar een meisje
niet ‘s avonds, maar vroeger
Hij sprak:”kozakkenmeisje
Galina, bemin mij niet”
Maar hij naderde haar en
gaf haar te drinken
“Slecht ben je, slecht ben je
jij domme kozakkenmeid,
dat je me ‘s nachts niet
binnenlaat en met me vrijt”